Hierbij het verhaal over Etty Hillesum en haar opvattingen over de liefde, in onze serie portretten.
Etty Hillesum wordt geboren in 1914 in Middelburg. Haar ouders zijn allebei joods, haar vader werkt later als rector in Deventer. Toch wordt zij niet joods opgevoed, haar ouders laten het gezin uitschrijven als lid van de Joodse gemeente. Etty heeft twee broers, die later allebei ernstige psychische problemen krijgen.
Etty zal in haar korte leven een sterke persoonlijke ontwikkeling doormaken. Temidden van de woelingen van de Tweede Wereldoorlog schrijft ze in haar dagboeken over innerlijke stapjes en tegelijk over het leven met de anti-joodse maatregelen. Ze volgt tijdens de oorlogsjaren een studie slavische talen en geeft les. In 1942 krijgt ze even een baan als administratief medewerkster bij de Joodse Raad. Daarna werkt ze op de afdeling ‘Sociale Verzorging Doortrekkenden’ in kamp Westerbork. Haar werk geeft Etty een uitzonderingspositie. Ze mag vrij het doorgangskamp in en uit gaan.
In het kamp, dat ze in haar dagboek als ‘de hel’ omschrijft, probeert ze haar Joodse lotgenoten die wachtten op transport naar Polen te helpen. Ze besluit niet onder te duiken, hoewel ze alle kans heeft om dat te doen. Vanuit zowel Amsterdam als Westerbork beschrijft ze haar ervaringen in tientallen brieven aan vrienden. Samen met haar dagboeken geven deze een beeld van Etty’s opvattingen, spirituele ervaringen en levenskeuzes.
Vrouw, mens en liefde
Etty heeft een vrij onconventioneel liefdesleven, helemaal in overeenstemming met de manier waarop zij in het leven staat. Het leven van huisvrouw en moeder met een gezin met een man is niet haar ideaal. Liever dan dat ziet zij zich als schrijver, ‘een hand die schrijft’. Ze beleeft voor zichzelf een groeiproces waarin haar mens-zijn een grotere rol gaat spelen dan haar vrouw-zijn.
De menselijke gevoelens in mij zijn sterker en veel meer in oer-vorm aanwezig als die van vrouw. Maar het zal een zwaar stuk strijd zijn om afstand te doen van mijzelf als vrouw, als dat mijn weg zou blijken.
Etty ziet zichzelf namelijk ook als erotisch geraffineerd en als doorgewinterde minnares. Zij heeft grote twijfels of zij wel geschikt zou zijn voor een echt huwelijk en een relatie met één man. Haar conclusie is dit dit helemaal in orde is, omdat er een wijdere liefde bestaat, die het lichamelijke overstijgt. Tegelijk kan ze uit haar evenwicht raken als ze op straat een ‘mooie, verzorgde, helemaal vrouwelijke wat domme vrouw’ tegenkomt. Dan wil ze zelf ook een mooi dom stuk speelgoed zijn die begeerd wordt door een man.
Etty heeft verschillende relaties, waarbij de relaties van Han Wegerif en Julius Spier naast elkaar bestaan.
Relatie met Han
Tijdens haar studie en al voor de oorlog leefde Etty samen met Han Wegerif. Oorspronkelijk zou zij het huishouden doen bij Han, die weduwnaar was en een zoon had. Hij was accountant van beroep en op middelbare leeftijd. Bij Han kan ze thuis zijn. Een huwelijk met Han (die niet joods is) zou haar kunnen redden van deportatie, maar daar kiest Etty toch niet voor. Ze heeft het idee dat ze op haar leeftijd al genoeg heeft liefgehad. In de winter van 1942 blijkt ze zwanger van Han. Dat ervaart ze als een ‘loodzware beklemming’. Ze wil het kind niet belasten met de psychische kwetsbaarheid die in haar familie voorkomt en kiest voor abortus.
Ik zal je laten in de veilige ongeborenheid wordend wezen en wees me maar dankbaar
Dat Etty later op Julius Spier verliefd wordt, maakt niet dat ze niet meer van Han houdt. Ze voelt genegenheid en lichamelijke vertrouwdheid vanuit de jaren dat ze al met elkaar omgaan.
Goeienacht, Han roept me te bed. Ik kan nu toch weer heel lief tegen hem zijn, en een half uur geleden nog in de armen van die idiote schat in de Corbetstraat.
Relatie met Julius Spier
Die schat van de Courbetstraat is een man die zo’n beetje twee keer zo oud is als Etty. In 1941 ontmoet ze de 54-jarige, uit Duitsland gevluchte ex-bankier Julius Spier, die ooit in de leer ging bij Carl Gustav Jung. Hij heeft een praktijk als handlezer en is verloofd met een vrouw die in Engeland op hem wacht. Op advies van Spier begint Etty met het schrijven van haar dagboek, om inzicht te krijgen in haar gevoelens en gedachten bij alledaagse ervaringen.
Julius wekt bij Etty tegenstrijdige reacties op. Ze vindt hem lelijk, afstotelijk, ‘een griezel van een man met een groene pofbroek aan en een antenne op zijn hoofd’. Tegelijk roept hij sterke gevoelens bij haar op. Vooral als zij door hem behandeld wordt met het zogeheten ‘ringen’, een belangrijk onderdeel van de therapie die Julius geeft. Dat ‘ringen’ bestaat uit een speelse worstelpartij tussen therapeut en cliënt, om lichaam en geest met elkaar in balans te brengen. Het fysieke contact is voor Julius en Etty lastig, omdat de scheiding tussen therapie en seksuele aanrakingen onduidelijk is.
Zijn mond was zo vertrouwd en lief en dichtbij vanmiddag dat ik er zachtjes met mijn lippen langs strijken moest. En het zakelijk begonnen worstelen eindigde met een uitrusten in elkaars armen. Hij heeft mij niet gekust, wel even hevig gebeten in mijn wang.
Julius wil geen relatie als Etty, want hij wil trouw zijn aan zijn verloofde. Etty wil op haar beurt de relatie met Han niet missen. Er ontstaat een vrije en tegelijk intense verbinding tussen hen beiden, waarbij Etty steeds onafhankelijker wordt en een spirituele groei doormaakt.
Liefde voor vrouwen
Naast haar twee ‘grijze vrienden’, zoals Etty haar twee mannen noemt, voelt Etty zich aangetrokken tot vrouwen. Er is een vrouw die haar emotioneel raakt met haar doordringende blauwe ogen zodat ze van deze vrouw constant droomt. Daarnaast is er Liesl Levie, een vrouw die ze bij Julius ontmoet en met wie ze gevoelens ervaart, die verder gaan dan vriendschap.
Groeit er iets tussen Liesl en mij? Soms geloof ik de laatste dagen, dat ik eens in een onbeheerst en hartstochtelijk gebaar dat ik van mezelf tegenover een vrouw nog niet ken, maar dat toch in me zit – haar smalle lichaam naar me toe zal trekken.
Ze vraagt zich af wat ze wil met deze aantrekkingskracht.
Wil ik het wel of wil ik het niet? Ik heb daar geen theorieën over en waar het alleen om gaat is, dat ik haar werkelijk heel lief heb. En die erotiek is niet de hoofdzaak in onze verhouding, maar soms is het er opeens, maar problematisch is het niet voor me. Het is nog een extra geschenk van het leven deze onverwachte verliefde momenten die eigenlijk meer poëtisch van karakter zijn en waar niemand iets mee te maken heeft.
Het slot
Etty ontwikkelt een radicaal altruïsme. Zelfs een Gestapoagent die haar uitscheldt, kan rekenen op haar compassie. Ze ziet in zijn ogen gebrokenheid, en vraagt zich al schrijvend af hoe zijn kindertijd geweest was. Een rode draad door haar dagboek is haar zoektocht naar God.
Binnen in me zit een heel diepe put. En daarin zit God. Soms kan ik erbij. Maar vaker liggen er stenen en gruis voor die put, dan is God begraven.
Toch komt ze steeds dichter bij haar God. Ze voelt zich in zijn hand en dan maakt het niet uit of je leeft of onderduikt of weggevoerd wordt. Intussen komt de tragiek dichtbij. Julius Spier overlijdt aan kanker. In juli 1943 verliest Etty haar uitzonderingspositie en wordt ze een gewone kampbewoonster. Op 7 september 1943 wordt zij met haar familie afgevoerd naar het concentratiekamp Auschwitz. Ergens voor 30 november 1943 wordt ze vermoord op 29-jarige leeftijd.
Haar dagboeken worden bewaard door de familie Smelik die proberen om een uitgever te interesseren. Dat lukt pas veel later. In 1981 verschijnt een bloemlezing uit Hillesums dagboeken. Het boek ‘Het verstoorde leven’ wordt in achttien talen vertaald. In 1986 verschijnt een volledige uitgave van dagboeken en brieven.
Verder lezen
- Twee brieven uit Westerbork van Etty (ingeleid door David Koning), Den Haag: Bert Bakker/Daamen N.V.
- Het verstoorde leven: Dagboek van Etty Hillesum 1941-1943, Haarlem: De Haan.
- Etty. De nagelaten geschriften van Etty Hillesum 1941-1943
- Het Werk (ingeleid door Klaas A.D. Smelik). Amsterdam: Uitgeverij Balans.
Geef een reactie